Soms komen we mensen tegen die we niet direct kunnen
plaatsen. Bij een eerste blik komen ze zus of zo over, bij een tweede blik weer
anders. Op het eind blijkt dan dat al de impressies die je had kloppen, maar de
complete impressie blijft ondefinieerbaar.
Bijvoorbeeld laatst, toen ik met mijn vriendin naar de stad
ging. We gingen met de bus omstreeks een uur of 11. Bij de bushalte troffen we
een man. Hij lag in het bushokje te slapen op een bankje. De impressie die de
man op me maakte, terwijl hij zo op het bankje lag te slapen, was die van een
dronkaard. Mijn vriendin echter getroffen door een soort van compassie, dacht
dat de man een zwerver was. Ze vroeg me om de man de boterhammen, die we voor
onderweg gemaakt hadden, te geven. Ik reageerde, dat het best waar kon zijn dat
hij een zwerver was, maar dat hij zeker dronken was. Een boterham geven zou hem
kunnen beledigen. Het zou niet de eerste dronken zwerver zijn, die ons pad
kruiste en zich beledigd zou voelen bij het aanbod van een boterham. Bovendien
dacht ik dat deze man de nacht ervoor te diep in het glaasje had gekeken en op
zijn weg naar huis in het bushokje was beland en niet zozeer een zwerver hoefde
te zijn.
Hij werd wakker, waarschijnlijk door onze aanwezigheid. Na
ongeveer vijf minuten van totale verwarring, stond de man op en daarna ging hij
weer zitten maar nu op de rand van de aangrenzende stoeprand. Uiteindelijk
stond hij weer op en benaderde mijn vriendin op de manier van een typische
dronkaard. Hij probeerde ons ervan te overtuigen, en misschien wel meer
zichzelf, dat de bus niet reed die dag. Terwijl hij dit stond te vertellen kwam
de bus vanuit de andere richting net langs. We vertelde hem dat hij de bus
gemist moest hebben omdat hij lag te slapen.
Hij bleef echter bij zijn overtuiging, hij sliep niet en was dit dan per
ongeluk toch het geval dan zou hij zeker wakker geworden zijn als de bus er
was. Het idee dat hij ongelijk zou hebben maakte hem alleen maar geïrriteerd en
hem te overtuigen van het tegendeel leek een onbegonnen zaak. Dus we lieten het
onderwerp voor wat het was.
De man hield de conversatie gaande. Na zijn filosofie over
de verkeersregels te hebben gedeeld, naar aanleiding van de auto’s die voorbij
kwamen scheuren, zette hij het gesprek voort met een korte versie van zijn
levensverhaal. Hij vertelde ons verschillende dingen over zijn leven en hoe
tevreden hij daarmee was. Hij vertelde ons over zijn zoon, waar hij woonde, hoe
hij had genoten van de voorgaande avond waar hij overigens niet alles meer van
wist, de vrouwen die hij had ontmoet, etc., etc. Bijzonder vonden we dat hij de
overtuiging leefde dat stelen een hele normale bezigheid was en dat het zelfs van grote wijsheid
overtuigde als je dat deed. De meeste indruk wekte zijn droom om een
pelgrimstocht te verwezenlijken wanneer hij daar de ruimte voor had. Deze
pelgrimage zou starten in een of andere pompeuze decadente dansclub in New York
met aan zijn zijde vijf vrouwen. Vervolgens zou de tocht dan door Europa gaan
om te eindigen in, voor hem, het heiligste land. Hij droomde niet van macht,
een koninkrijk of het leiden van een hoog religieus leven. Hij deed zich niet
voor iets te zijn, sterker nog hij zei dat hij niets was, niets betekende. Hij
was niet belangrijk, enkel zijn zoon. Maar toch, diep vanbinnen, ondanks zijn
tevredenheid met zijn leven en de daarbij horende escapades, voelde hij het
verlangen een pelgrimstocht te ondernemen. Een Pelgrimage startend bij zijn
ultieme idee van decadentie en eindigend in het heiligdom, waar hij zou
blijven, volledig, vervuld.
Op het eerste gezicht leek de man een dronkaard die net
terugkwam van een feestje. Een tweede kijk gaf een indruk van een zwerver. En
ja, hij was dronken en kwam van een feestje en op een zekere manier was hij ook
zwervend. Erg bekend voor ons, daar is niet iets echt ondefinieerbaars aan. We
komen wel vaker mensen tegen die het, ‘op een of andere manier’, leuk vinden om
zich helemaal klem te zuipen en vervolgens gedesoriënteerd ronddwalen op weg
naar huis. Wat deze man ondefinieerbaar maakte was het principe waarbij hij
leefde. Het principe dat zich laat zien juist in het; ‘op een of andere
manier’. Een principe ontstaan uit een sterk gevoel van bestaan, een ingeboren
(of aangeboren) overtuiging.
.
Overtuiging
De verschillende overtuigingen, dat wat mensen geloven, welke onze acties bepalen lijken ons karakter te geven. Anderzijds voelen we ons beïnvloed door acties en situaties die we tegenkomen. Wat zegt dat over ons karakter? Als karakter bepaald word door onze acties, hoe kunnen acties van anderen ons karakter dan beïnvloeden? Komen die acties dan voort uit een zelfde principe? Als het principe en de overtuiging onze actie bepalen, en actie ons karakter bepaalt, hoe verschillen karakter en principe dan van elkaar?
In het oosten is er een populair verhaal over een erg nobele en compassie volle monnik. Hij wordt gevraagd om in een dorp een processie te leiden van een overleden man. De man is relatief jong gestorven en laat achter een beeldschone jonge vrouw. De monnik, die overigens al erg gerespecteerd werd in het dorp, leid de processie buitengewoon. De weduwe overmant en aangeslagen door de vele emoties, voelt zich verplicht iets terug te doen voor de monnik. Bij overmaat van ramp voelt ze zich ook nog erg aangetrokken tot de monnik. De sterk gedisciplineerde monnik heeft afstand gedaan van elke vorm van luxe. In plaats van in het dorp op een van de rijkelijk aangeboden plekken te slapen, heeft hij zichzelf onderdak verschaft in een grot nabij het dorp.
De weduwe weet de slaapplaats van de monnik te vinden en komt naar de grot om haar respect te tonen. Ze vertelt de monnik dat ze erg onder de indruk was op de manier waarop de monnik de processie leidde. Als dank biedt ze de monnik haar lichaam. De monnik bedankt de weduwe hartelijk maar slaat het aanbod af. Hij vertelt haar dat hij als monnik een gelofte heeft afgelegd geen seks te hebben. Daarbij laat hij weg het feit dat hij daartoe ook geen verlangen had, om haar niet te kwetsen. Teleurgesteld keert de weduwe terug naar het dorp. De volgende dag komt ze weer naar de grot, nu heeft ze een geit bij. Ze zegt tegen de monnik; ‘we kunnen samen geen seks hebben, maar laten we dan samen deze geit slachten en op eten. Wederom dankt de monnik de weduwe voor haar aanbod, maar ook dit keer slaat hij het aanbod af. ‘Helaas,’ zegt hij,’Ik kan u aanbod niet aannemen. Als monnik heb ik de gelofte afgelegd dat ik geen levende wezens zal doden. Zelfs als u de geit dood dan nog kan ik het niet eten in de wetenschap dat het dier voor mij gedood is.’ Ontroerd door de woorden van de monnik en balend van haar impulsieve handelen, keert de weduwe terug naar het dorp.
Nu zou een verhaal geen verhaal zijn als de weduwe niet voor een derde keer naar de grot zou gaan. Zodoende gaat de weduwe voor de derde maal op pad. Zijn neemt mee een pakketje export bier van een befaamd Nederlands merk. Dit bier maakt naam met de eigenschap een ijsbreker te zijn, dus de weduwe verwacht dit keer echt resultaat te boeken. Ze offert het bier aan de monnik. De monnik denkt; ‘dit is nu al de derde keer dat de vrouw hier komt om haar respect te betuigen. Weer een afwijzing zou haar in een nog ernstigere staat van verwarring brengen als dat ze al is. Ondanks mijn gelofte geen geest bedwelmende middelen te gebruiken kan een biertje minder kwaad als de slag die een afwijzing teweeg zou brengen. ‘ Dus hij besluit een biertje te doen met de weduwe. Na een biertje vermeerdert de dorst en hij neemt er nog eentje. De ambiance en het gezelschap worden steeds aantrekkelijker voor hem. Hij wordt er door bedwelmd en verdrinkt er in. De volgende ochtend wordt de monnik wakker en treft zichzelf in bed met de weduwe. Op de grond van zijn grot ziet hij de resten liggen van wat eens een geit moet zijn geweest naast een aantal lege bier flesjes.
Zo zie je maar weer. Als het hek van de dam is. We kunnen naar aanleiding van dit verhaal veel gedachtes hebben over wat er nu precies gebeurt in het verhaal. En dat is ook de bedoeling van dit verhaal. Ondanks dat we uit het verhaal maar een matig antwoord kunnen halen over hoe karakter en principe verschillend kunnen zijn, vertelt het verhaal wel voldoende over karakter, overtuiging en principe. En niet alleen van de karakters in het verhaal maar eigenlijk meer die van ons zelf. Het verhaal is immers maar een verhaal, maar ik vind er iets van. De ruimte tussen karakter en principe wordt niet gekleurd door een actie maar meer door onze interpretatie van wat we waarnemen. Beïnvloeden verhalen mensen hun principe en karakter? Het is wat je wilt geloven.
Conclusie; er kan een ruimte zijn tussen onze overtuiging en onze principe. Zowel onze overtuiging als principe heeft specifieke acties. Deze acties maken geen karakter maar duiden juist karakter aan. Karakter is precies die ruimte tussen overtuiging en principe. Karakter is een ‘impressie’ waarmee we een ander of onszelf beschrijven.
Hiërarchie
Karakter verschilt van zowel overtuiging als principe maar staat er niet
los van. Ik durf bijna te stellen dat hoe meer je overtuigd bent van karakter
hoe vaster je principes en hoe minder overtuigd hoe vaster je overtuiging. Of
ik dan moet gaan voor een sterk karakter of een soort van karakterloosheid ligt
er dan aan welk belang ik hecht aan overtuiging of principe. Echter, dit is
slechts schijn.
Ik wilde hier een derde verhaal plaatsen. Het sprookje over
de prinses en de kikker. Een sprookje uit ons westerse gedachten goed. Ik nam
aan, was ervan overtuigd, dat iedereen (in het westen) bekend zou zijn met dit
sprookje. Toen ik het erover had met een goede vriend van me (ik was zelfs
getuige op zijn bruiloft) bleek dat hij niet eens wist van het sprookje. Niet
zijn vrouw en naar vragen zelfs niet eens mijn eigen vriendin. Ja, ze
herinnerde zich het feit dat er een verhaal bestaat over een prinses die een
kikker kuste en dat de kikker vervolgens in een prins veranderd. Maar het
moraal zowel als het verloop van het verhaal daar stond hun niets, of slechts
vaag iets, van bij. Bijzonder want het sprookje verhaalt, vanuit een zeker
perspectief, juist met een actualiteit binnen onze cultuur. Het onderwerp wat
ik in dit essay onderzoek; Het principe.
Ik ben opgegroeid in een sterk katholieke gemeenschap. Daar
is in principe niets mis mee, hoewel andere daar minder overtuigd van kunnen
zijn. Mijn cultureel erfgoed is daarmee sterk verbonden met een sterk geloof in
hiërarchie. Dit geloof in hiërarchie, wat religieus getint is, zie ik (door
deze zgn. hiërarchiebril) overal terug. Binnen het gezin, waar de ouders,
traditioneel de vader, gezien worden als het hoofd van het gezin. Binnen het
bedrijfsleven, waarin de directeur of het bestuur het hoofd is van de
organisatie. Binnen de politiek, waarin de president het hoofd is van de
kamers. Binnen de maatschappij waarin Wet het hoofd is van de staat ten
opzichte van overheid en (leger)macht. En natuurlijk de monarchie waarin de
Koning het hoofd is van een land als persoon die het dichtste bij de bron of
oorsprong staat. Een gevoel van hiërarchie is strikt persoonlijk, voortkomend
uit een overtuiging. Dat ik vind dat het een boven het ander staat is een
overtuiging maar dat ik vind dat het een boven het ander ‘moet’ staan is een
principe.
Oordeel
In het midden oosten vinden we het volgende verhaal over Mozes en zijn
bediende Joshua ben Nun:
Mozes zei tegen zijn bediende Joshua: ‘Ik zal niet stoppen met zwerven totdat
ik de plek heb bereikt, totdat ik de plaats heb bereikt waar de twee zeeën
elkaar ontmoeten, al moet ik daarvoor tachtig jaar reizen.’ Maar toen ze op de
plek aankwamen waar de twee zeeën elkaar ontmoeten reisden ze er voorbij. Ze
vergaten hun meegebrachte vis op die plek. De vis vond zijn weg door een stroom
naar de zee. Toen Mozes en Joshua de plek voorbij waren gereisd, kreeg Mozes
honger en zij tegen zijn bediende:’ breng ons het ontbijt want we zijn moe van
deze reis.’
Maar de bediende reageerde: ‘ zie wat mij is overkomen! Toen we bij de rots aan
het rusten waren, heb ik de vis neergezet en heb ik ze vergeten. Alleen de
duivel kan het uit mijn gedachte gehaald hebben. En op een wonderbaarlijke
manier is de vis de zee in gezwommen.’
Toen zei Mozes’ Dat is de plek die we zoeken.’ En ze gingen terug naar waar ze
vandaan kwamen. En daar troffen ze een van ‘Onze’ bediende, die we Onze
Zegening en Wijsheid hebben gegeven. Mozes sprak tot hem: ‘Zal ik u volgen
zodat u me de wijsheid kan leren die u hebt opgedaan? De wijsheid dat ik kan
gebruiken bij mijn werk als gids.’ Maar Hij antwoordde:’ Jij zal me niet kunnen
verdragen, want hoe zou je het kunnen uithouden, het geduld kunnen opbrengen,
met dingen die je niet kan begrijpen?’
Mozes reageert:’ Als Allah/God het wil, zal ik geduldig zijn; ik zal je niet
ongehoorzaam zijn’.
Hij zei: ‘Als je toegelegd, gebrand bent, om mij te volgen, moet je mij geen
vragen stellen over niet een van mijn acties totdat ik me richt tot je en het
uitleg.’
De twee gingen op pad. Toen ze op hun weg aan boord van een boot kwamen boorde
Mozes metgezel een gat in de bodem van de boot.
Mozes reageert:’ Ik vind het maar vreemd wat je hebt gedaan. Probeer je de
passagiers te laten verdrinken door dat gat te boren?’ De metgezel reageert:’
Heb ik je niet gezegd dat je me niet zou verdragen?’
‘Sorry, voor mij vergeetachtigheid,’ zei Mozes. ‘Wees niet boos op me deze
keer’.
Ze reisde verder totdat ze een onbekende jongeman tegenkwamen. Mozes metgezel
vermoord de jongeman, en Mozes zegt:’ Je hebt een onschuldige vermoord, hij
heeft niemand kwaad gedaan. Je bent een kwaadaardige misdaad begaan.’
‘Heb ik je niet gezegd,’ reageerde zijn metgezel,’dat je me niet zou kunnen
verdragen?’
Mozes zei: ‘Als ik je nog een keer iets vraag, verlaat me dan; want dat verdien
ik dan.’
Ze reisde weer verder en ze kwamen bij een stad. Ze vroegen de mensen voor
eten, maar de mensen weigerde de twee op te nemen als hun gast. In de stad
kwamen ze bij een muur die op instorten stond. Mozes’ metsgezel repareerde de
muur, waarop Mozes zegt:’ Als je het had gevraagd, had vast iemand je kunnen
betalen voor je arbeid.’
‘Nu is de tijd aangebroken dat onze wegen elkaar scheiden, ‘zegt de metgezel.
‘Maar eerste zal ik je mijn daden uitleggen die jouw geduld op de proef hebben
gesteld. De boot was eigendom van een arme visser. Achter in de boot zat een
koning die elk schip met geweld over nam.
Wat de jongeman betreft. Beide ouders van de jongeman zijn overtuigd gelovigen.
We vreesden dat hij hen teisterde met waanzin en ongeloof. Het was Onze wens
dat hun Heer hun een andere zoon zou geven, een meer rechtschapene zoon met
meer respect voor zijn ouders.
En als laatste, de muur; die behoorde toe aan twee wees jongens in de stad van
wie de vader een eerlijk man was. Onder de muur is voor hen een schat begraven.
Je Heer heeft in Zijn genade besloten dat de jongens hun schat konden opgraven
wanneer ze volwassenen zijn. Wat ik gedaan heb deed ik niet uit een bevlieging.
Dit is de betekenis van de dingen die je geduld niet konden verdragen.
Wat doet zo’n verhaal nou. Doet het ons schudden van verheuging
of afkeer. Weten we niet wat we ermee moeten, spreekt het niet zo aan of
springen we op zien het ‘licht’ en gaan op pad. Veel is mogelijk, echter een
ding is zeker, het wordt beoordeeld.
Persoonlijk
Waar een oordeel nu precies op gevestigd is? Ik weet het niet. En in dat
antwoord zit de opening. De opening is zelfs het principe van het antwoord. De
persoonsvorm, ik. Het klinkt simpel, zonder ik is er geen weten en ook geen niet-weten. Zonder ik is er nog
oordeel nog geen oordeel.
Persoonlijk heb ik me voorgenomen om niet de ‘Dharma’ maar
de leer de van de ‘dharma’ te ontdekken. Dharma is vrij vertaalt een soort
natuur leer. Het is de natuur van alles, en de relatie van dit geheel –loze
geheel. Veel mensen waren er van overtuigd dat toen de (Gautama) Boeddha de
Dharma verkondigde, dat dit zijn leer was. Maar niets is minder waar, de
Boeddha, had geen leer. Bezat de Boeddha een leer, zou er sprake zijn geweest
van een persoonlijkheid, een individualiteit. Maar de Boeddha wordt nu juist de
Boeddha genoemd omdat hij niet hecht, niet verbonden is, aan een ego, een
persoonlijkheid, een entiteit of afgescheiden individualiteit.
In het boeddhisme wordt ons bewustzijn vaak afgebeeld door
een aap. De aap maakt sprongen van het ene naar het andere, net zoals onze
bewustzijn. De aap wordt aangetrokken door allerlei voorwerpen, net zoals ons
bewustzijn. Vaak vereenzelvigen we ons zelf met ons bewustzijn. De Boeddhisten
geven echter vier andere fenomenen waar mensen zich mee kunnen vereenzelvigen.
Dat zijn resp. vorm, gevoelens, waarnemen of herkennen en alle andere factoren
als attentie, intentie, e.d. In geen van deze factoren is er een zelf te
vinden, zegt het boeddhisme. Dit betekent niet dat er geen persoon is, die is
er zeker, maar gelijk als de Boeddha, ontstaat deze niet uit eigen kracht maar
door de kracht van allerlei verschillende en steeds weer veranderende factoren.
Zou ik erg gericht zijn op mijn persoon dan is dit
natuurlijk goed nieuws. Er is een ik, een zelf. Maar het punt is nu juist dat
die niet op zichzelf bestaat, er is geen absolute ik. Op een moment dat ik een
bestaansrecht zoek voor mijn Ik, maak ik het ik juist absoluut. Dit is geen
nieuwe wijsheid. Het is niet voor niets dat elk religieus en filosofisch
systeem een soort van ‘zelfloosheid’ als principe neemt. Zelfs in de wetenschap
en de bedrijfseconomie probeert men grondig het strikt persoonlijke over boord
te gooien. De verdeling van een ego een superego en een soort van dierlijke
staat, wat we onderbewustzijn noemen, is
een erg populair voorbeeld van hoe we het ‘zelf’ minder absoluut maken. Erg
handig deze vondst, want op het moment dat we het nu over ego centrisch zouden
hebben, zullen we niet snel geneigd zijn dit als positief te ervaren.
Zelfloosheid zou een les kunnen zijn en de boeddhisten
zouden dit een leer van Dhamma kunnen noemen. ‘Kunnen’ want het is slechts een
persoonlijke visie. Een visie die zich ontwikkelt in een voornemen, het
voornemen de leer van de ‘Dhamma’ te ontdekken. Op de vraag; waar is een
oordeel nu op gevestigd? Schreef ik, ik weet het niet. Dit is voor mij een
opening, de opening om te gaan ontdekken. Maar ook de opening om mezelf te
verlossen.
PiYama
Principe stamt af van het Latijnse woord principia, wat soms begin
betekent. Het woord principia wordt vaak ook gebruikt in relatie met ‘eerste’.
Na de Koning is de prins het eerste. Nu Prins Willem Alexander transformeert
van Prins naar Koning wordt zijn eerste dochter nu Nederlands principe. Het
woords God ontvangt de paus als eerste. De paus treedt af en we verwelkomen een
nieuw (christelijk) principe. De Dalai Lama als levend principe zegt ook met
pensioen te gaan, hij heeft zijn politieke verantwoordelijkheid al een tijdje
geleden overgedragen en zijn religieuze taken worden opgevolgd. Als zijn
lichaam komt te overlijden (over naar schatting 40 jaar) wordt het principe
herboren. De Tibetanen en vele volgers van het mahayana boeddhisme zijn
benieuwd naar het karakter van de nieuwe dalai Lama. Zoals de christenen
benieuwd zijn naar het karakter van de Paus. De royalty volgers doen verslag
van de karakter ontwikkelingen van de prinses en Willem Alexander wordt nu de
karakteristieke koning.
Wat weet ik nou van de wereld? Ik leef in een wereld waarin
een paus bestaat naast een dalai lama, waar een koning bestaat naast de
president, waar mensen geloven in alles en mensen geloven in niets. Al deze
dingen bestaan naast elkaar of ze het met elkaar eens zijn of niet. Principes
worden elke dag opgeworpen en verdwijnen met afstand en tijd. Het zelfde geldt
voor overtuigingen, oordelen en ook karakters. Zo lijkt het ook met een
mensenleven te gaan. Verandering lijkt te verbinden en elke dag gaan we de
verandering tegemoet. De zwerver op straat veranderd met een verhaal, het
karakter door een oordeel. Maar hoe zit het met de verandering van degene die
de principes opwerpt, de overtuiging aanhoudt en het oordeel vestigt? Hoe
verbind de verandering mij met de wereld en hoe zet die verandering zich door
in mij? Mijn acties, mijn overtuiging, mijn karakter, mijn principes en mijn
beoordeling?
Wat weet ik nou van de wereld? Wat weet ik nou van mezelf?
Verbind, ontdek, bevrijd.
Het principe?
Beoordeel het zelf.